Een woestijn te ver
Een relaas van een barreltocht met 2 oude motoren van Amsterdam naar Dakar
“we hebben nog nooit zoveel kilometers in de auto gezeten”
Zaterdag 4 November-eerste dag.
Toch wat onrustig geslapen, nu is het dan zover, acht uur in de morgen, ik besef me dat ik vanavond niet meer in mijn eigen bed slaap. Ik wil nog even rustig wat eten, laatste e-meeuw bekijken en alles nog nakijken. Toch wel wat nerveus, nu gaat het gebeuren, hier praten we al een jaar lang over, bereiden we alles voor, hier trainen we elke zaterdagmorgen voor. Om negen uur roep ik Jaap om koffie te komen drinken bij mij. Jaap is de dag ervoor aangekomen met zijn Mercedes camper. Vijf over negen komt Herman S. binnen en omdat Herman nooit zonder woorden zit is hij al snel met Jaap in gesprek, en tussendoor mij nog te voorzien van tal van goede adviezen. Tien over negen is Wilma er ook al en ik moet nog van alles doen. Half tien is de deadline om weg te gaan, mijn vader, moeder, en broer zijn ook al gearriveerd. Zij rijden mee naar het vertrekpunt, ik neem afscheid van Herman die me even omhelst en op zijn eigen wijze mij een goede reis wenst. Ondanks enig chaotisme start ik mijn motor en met Wilma, op haar motor, aan mijn zijde en de rest achter mij aan rijden we om half tien richting Amsterdam Noord, om bij de BP pomp aan de de Molenaarsweg op Jan en zijn gevolg te wachten en zo gezamenlijk naar het NDSM terrein te rijden. Hier zullen we ons bij de rest van onze groep, de eerste groep van de acht groepen, voegen. Bij de NDSM rijden Jan en ik door naar de vertrekhal, de rest parkeert hier en daar en komen ook naar de hal. Via het oude NDSM terrein rijden we over paden die jaren lang gebruikt zijn door noeste arbeiders om bij de zeeschepen te komen en deze te repareren en te bouwen. We rijden een loods in waar ik me meteen nietig voelen door de afmetingen er van. Een klein deel van de immense hal, waar de geur van de scheepsbouw nog hangt, is gevuld met Amsterdam Dakar deelnemers en hun gevolg. Velen kijken naar ons, uit medelijden, door het harde geluid van mijn motor, de oliewalm achter ons, wie zal het zeggen, ik voel me wel stoer . We rijden beheerst doch “kijk ons eens” naar achter en sluiten aan achter de laatste binnen gekomen deelnemer en parkeren onze motor Henk Jan Rem is al aanwezig en druk foto’s nemend (die we toch nooit te zien krijgen) verteld hij ons wat we moeten doen en waar we zijn moeten, ook hij is erg aanwezig, maar wel leuk dat hij er is. De hal van zo’n 2000 vierkante meter wordt gedeeltelijk gevuld met bestikkerde barrels, tentjes met etenswaar en koffie, en heel veel mensen, deelnemers, familie en vrienden . Jan en ik volgen Henk Jan naar het meld punt, waar Mascha van de organisatie ons “afvinkt” en ons het roadbook overhandigd. Ik bekijk het roadbook vluchtig en ik krijg een gevoel van euforie, yes…now we are going! Nog wat formaliteiten en wat geharrewar over ons goede doel nemen wij afscheid van Mascha. Inmiddels hebben zich toch wel veel vrienden en bekenden van ons zich verzameld bij onze motoren. Ik loop nog even door de menigte heen met mijn motorkleren en stoere cross laarzen. Ik voel me net Mad Max, direct ga ik in mijn interceptor on the road,…het wordt tijd om te vertrekken. Er klimt een man van de organisatie op een busje en schreeuwt iets onverstaanbaars, waarschijnlijk is de tijd aangebroken om te vertrekken want diverse auto’s komen in beweging. We nemen afscheid van iedereen en een klein select ploegje gaat mee naar onze “geheime” plek. Wij starten de motoren en rijden langzaam door een haag van mensen naar buiten. Bewonderende blikken en aanmoedigingen vallen ons ten deel, ze moesten eens weten. Al snel verlaten we onder het mom van iets vergeten de colonne en rijden naar de Strekkerweg, waar de Mercedes met aanhanger van Jaap verdekt opgesteld staat en waar we rustig onze motoren kunnen opladen. De rest van het selecte gezelschap arriveert ook en hier nemen we afscheid van de mensen die dicht bij ons staan. Na het afscheid verdwijnt iedereen en kunnen Jan, Jaap en ik rustig opladen en de boel inpakken . Er is een uurtje verstreken als we vertrekken, na een laatste blik op Amsterdam rijden we via de Zeeburgertunnel richting het zuiden. De aanloop naar de reis is begonnen Deze eerste dag rijden we via Breda en Lille tot 200 km voorbij Parijs.
Zondag 5 november,-tweede dag.
We zijn vroeg op, we hebben lekker geslapen in Jaap zijn camper. Jan en ik op het grote bed (kunnen we aan elkaar wennen) en Jaap op de bank. We drinken een “straf” bakkie koffie en Jan stapt achter het stuur van de camper en vangt aan met rijden. Het einddoel is Algaciras, zuid Spanje, hier gaat de boot naar Marokko. Maar dit halen we vandaag niet. Het eerste stuk gisteren hebben we geen andere challengers gezien, we zijn dan ook een uur later vertrokken, omdat wij de motoren moesten opladen. Nu worden we zo nu en dan ingehaald door andere barrels. Ze rijden ons voorbij zonder argwaan, we hebben de motoren dan ook afgedekt met een zeil zodat ze niet te zien zijn. Een licht gevoel van gene maakt zich meester van me, het is niet helemaal eerlijk om de eerste vijf en twintig honderd kilometer af te leggen met de motorfietsen in een karretje. We zijn niet de bikkels die we ons voordoen, eigenlijk zijn we net van die ballen die met hun shoppers naar een treffen gaan en de laatste drie kilometer zelf rijden en dan een beetje de stoere jongen gaan uithangen. Maar wij hebben tal van redenen om dit zo te doen. Onze motoren zijn echte barrels en de kans dat ze stuk gaan bij deze eerste kilometers over de snelweg is reëel aanwezig. Daar komt nog bij dat we deze vijf en twintig honderd kilometer af moeten leggen in twee en een halve dag. Dat wil zeggen duizend km per dag, en dat op een acht en twintig jarige XT 500 met volle bepakking en een topsnelheid van negentig kilometer per uur. We zouden al kapot zijn als we in zuid Spanje aan komen, en dan moet het nog beginnen! Het slechte weer zou ook een rol, spelen, en daarbij komt ook nog, we are to old for this shit. Dus vandaar dat we luxe in een camper deze eerste afstand overbruggen, en dan moeten we ook al door rijden want deze Mercedes rijd ook niet harder dan 90 km/uur. Maar elke keer als we ingehaald worden door een collega challenger wil ik me verschuilen en ga ik achter Jan zitten. Hij heeft nog geen last van gene. We rijden via Orleans en Poitiers richting Bordeaux om zo verder te gaan naar de Pyreneeën, deze rijden we over richting de Spaanse grens. San Sebastan passeren we en in de buurt van Bilbao gaan we van de weg af ,op een parkeerplaats voor vrachtwagens gaan we staan om te overnachten. Het is jammer dat we het laatste deel in het donker hebben gereden, de omgeving is hier hartstikke mooi. Het is koud geworden, het vriest licht deze nacht. Gevoed door bier, wijn en whisky raken we al snel in een vurig gesprek over het zelfstandig werken en de voor en nadelen hier van, we zijn er niet uit gekomen, wel veel gelachen en de van Jasmijn gekregen chips soldaat gemaakt. Om half een enigszins beneveld gaan pitten
Maandag 6 november-derde dag
Jaap is onvermijdelijk vroeg wakker en na een hevig “goedemorgen heren” zijn wij ook redelijk wakker. Koffie heeft hij al gezet en na enige ochtend gewoonte zoeken we het asfalt maar weer eens op. Dit keer begin ik met rijden en nestel me achter het stuur van de camper en weldra zijn we op weg naar onze eindbestemming, Sotogrande, zo,n 20 kilometer van Algaciras. In Sotogrande is een hotel waar we geacht worden heen te gaan, de organisatie heeft een agent van de veerdienst geregeld, die in het hotel aanwezig is, en voor ons de tickets voor de boot heeft zodat we morgen niet onze tijd hoeven te verdoen met het kopen van een ticket. En we krijgen nog wat korting ook, we worden verwend. Terwijl de wielen van jaap zijn camper het asfalt teisteren worden we steeds meer ingelopen door andere deelnemers uit onze groep., Sommige passeren zonder dat we ze opvallen, andere kijken argwanend achterom. Maar er zijn er ook die de aanhanger bekijken en ons begroeten door te zwaaien en te toeteren. Het is dan ook niet echt een onopvallende aanhanger, hij is vrolijk opgeleukt met geschilderde vlaggen van Jaap zijn bedrijf, Vlaggen Industrie Groningen.Het hoogtepunt van mijn gene is wanneer er een Nissan Patrol voorbij komt met in zijn kielzog de andere drie motor rijders die waarschijnlijk wel het hele stuk hebben gereden. Zij kijken dus wel duidelijk om en maken een gebaar van “wat is dit nu”. Een verkrampt lachje weet ik te produceren en gelukkig rijd Jan nu zodat ik langzaam onder de bank kan verdwijnen. De rest van de tijd proberen we vele uitvluchten te vinden om het dragelijk te maken voor ons. Langzaam wennen we aan het idee dat we het zo gedaan hebben en dat het voor ons de beste optie was, what the hek, Het gevolg van deze gespreksstof is dat de kilometers wegvliegen onder de auto en in de buurt van Marabelja is mijn onrust op zijn hoogtepunt, ik wil eruit, de laatste honderd kilometer zelf rijden. Jan is het er gelukkig ook mee eens en het is nu nog licht wat met afladen prettiger is. We rijden een afrit op naar soort industrie terrein met een grote benzine pomp waar Jaap zijn wagen kan vol tanken voor zijn terugreis en op de parkeerplaats gaan we de boel afladen. Nu zien we ook waarom we steeds meer opvielen, het afdekzeil is hier en daar weg, zodat de motoren zich blootgeven. We hebben net mijn motor eraf als we het geluid van drie een cilinder motoren horen en wat je bijna niet kan bedenken gebeurt, daar komen onze collega motor rijders aan kachelen, dit bedenk je gewoon niet. Na het tanken van hun fietsen komen ze nog even gezellig buurten bij ons en meteen show ik ongevraagd mijn verband om mijn schouder aan hen om te laten zien wat voor “Di Hard” ik ben. Hun reactie is nog heerlijker dan ik hoopte, zo van “kan je daar wel het zand mee door, en red je dat het hele eind wel, zo, dat is niet misselijk zeg”. Voel me euforisch, wat een plezier van zo, n sleutelbeen blessure. Jan heeft geen smoes maar is solidair met mij. Na enig bijdehand geleuter druipen ze af. We laden verder onze spullen af en spontaan breekt mijn zijstandaard af, ternauwernood kunnen jaap en ik de motor nog opvangen, en ondanks dat Wilma mijn sleutelbeen blessure goed heeft ingetapet voel ik het toch wel even flink. Later maar even repareren die standaard, we trekken onze motorkleren aan en starten onze motoren. Jaap gaat weer richting Groningen, en Jan en ik nemen afscheid van hem, het was een gezellige heenreis met ze drieën, jaap heeft veel stof tot praten, en wij zitten ook niet met een mond vol tanden. Toch ben ik blij dat we nu zelf kunnen rijden, nu moeten we het echt zelf doen. Een laatste groet aan Jaap en we gaan de weg op richting Sotogrande. De lucht kleurt donker in de richting waar we heenrijden en het is broeierig warm. Ook de avondschemer begint zich te openbaren , het is vroeg donker in deze tijd van het jaar,en het licht van onze motorfietsen is niet optimaal, zeg maar een soort gloeiend spijker in de koplamp We rijden langs een vreselijk drukke kustweg en langzaam begint het te regenen. Niet hard maar wel vervelend, onze pakken houden het net aan droog Na enig oponthoud komen we aan bij hotel Las Camelias, in Sotogrande. De hotel parking, en daar buiten ook staat vol met barrels van de challenge. Wij zoeken een plekje om de motoren te stallen, voor mij betekent dat een stevige muur om hem tegen aan te zetten. Onder een afdak nog wel, normaal om te beschermen tegen de felle zon, nu tegen de inmiddels gestaag vallende regen In de lobby staan een hele club challangers bier te drinken en we worden matig doch vol bewondering begroet. Zo van “daar zijn de bikkels”, ze moesten eens weten, of weten zij het al en is dit ironisch bedoeld, ik negeer het, een specialiteit van mij. Jan bestelt ook meteen maar een biertje en bij de balie proberen we een kamer te krijgen. De goedkope kamers van veertig euro zijn op, alleen nog kamers van vijfenzestig euro kunnen we krijgen, hebben we keus? Hoe duurder de kamer hoe verder weg zich deze van de ingang bevind lijkt het. De kamer bevindt zich ergens helemaal achteraan op de tweede verdieping zodat we al onze spullen er fijn heen kunnen zeulen, 2 keer lopen voor ieder. We knappen ons wat op en gaan naar beneden om ons bootticket te halen. In het restaurant zit een agent van de ferry dienst, hij heeft alles keurig geregeld, we betalen hem en we krijgen onze vooraf ingevulde ticket overhandigd. Nu de inwendige mens nog versterken, en we zoeken een plekje om te zitten. Nu we eindelijk even rust hebben kunnen we eens om ons heen kijken. Veel challengers hebben al groepjes gevormd, of waren al groepjes. Het is waar ,de mens is een kudde dier en wil bij een kudde horen. Jan en ik kijken het aan en hebben geen behoefte om ook in de wei te gaan grazen. De aversie om een schaap te zijn neemt eigenlijk allen maar toe, Jan en ik zitten duidelijk op een lijn, weinig tot geen groepsgevoel. Later in de challenge zullen we ons toch moeten aansluiten om bepaalde dingen gezamenlijk te doen, zoals grenzen overgaan en de woestijn doorrijden. We laten dit maar op ons af komen. In de hoek zit een heel grote groep, en een van de ,motorrijders paradeert in zijn volle outfit inclusief bodyprotector er omheen. Een geboren leider waarschijnlijk, we gaan in de niet roken afdeling zitten, hier is het rustig. Waarschijnlijk zijn wij afwijkend. We drinken nog enkele Servesca’s en gaan dan gestrekt, het was een lange dag, morgen weer verder
Dinsdag 7 november-vierde dag.
Om half acht slepen wij onze spullen weer naar beneden om het op onze motoren te pakken. We gaan om acht uur in colonne naar de ferry toe in Algaciras, ongeveer 15 minuten rijden. Als we buiten komen slaat een frisse wind ons om de oren, de lucht is loodgrijs en de regen van de vorige dag heeft al zijn vrienden er bij gehaald en zich vermenigvuldigd. Het spettert behoorlijk en ik krijg een angstig vermoeden dat onze motorkleding hier niet tegen bestand is. Toen we thuis onze uitrusting aan het bijeenzoeken waren hebben we het nog wel over regenkleding gehad. “nee joh, het regent daar bijna nooit”niet meenemen, scheelt weer ruimte !. Mijn humeur regent zich naar beneden en we staan verwensingen grommend over het meegekomen Hollandse klimaat te kijken naar het schouwspel wat zich voor ons afspeelt. Ongecoördineerd loopt iedereen door elkaar, vragend en roepend tegen elkaar. Er staan motoren te draaien, en er wordt nerveus gas gegeven.Dieseldampen teisteren, mijn neusvleugels en ik bedenk me ineens dat ik ook nog een bougie moet wisselen. Gisteren liep mijn motor niet zo lekker, NGK bougies, ik heb er slechte ervaringen mee. Jan trekt een in Nederland vastgezet riempje kapot van zijn tanktas en verwenst het een en ander. Hij zet hem vast met een reserve sjor bandje.Deze tanktas zal zich de hele tocht verzetten tegen het tanktas zijn. Langzaam vormt er zich een file van barrels en wij zetten onze helm op en rijden helemaal naar voren. We gaan achter de auto staan van Joaquin Budino , de agent van de ferry maatschappij, die ons direct naar de goede ferry in Algaciras loodst Om kwart over acht zet de stoet zich langzaam in beweging en we rijden naar de snelweg richting Algaciras. De lucht in de richting waar wij rijden is inktzwart, de wind neemt ook toe en ik vrees het ergste. Als de weg zich niet afbuigt rijden we een vrij heftig regengebied in. De weg buigt dus niet af en de regen begint met bakken uit de lucht te vallen. Auto,s gaan langzamer rijden en het zicht wordt tot een minimum beperkt. Al snel voel ik het water binnendringen, eerst bij de nek, dan je kruis en langzaam lopen je laarzen vol. Als je eenmaal nat bent is het niet zo erg meer, maar het nat voelen worden, dat is heel erg. Binnen drie minuten zijn we zeik en zeik nat, en we moeten nog zeker tien minuten rijden. Maar natter dan nat kunnen we niet worden, wel kouder. Als we bij de boot komen zijn we zo nat als een verzopen kater en zo zien we er ook uit. We moeten even wachten voor een slagboom en al vrij snel laat een man in een hel groen hesje en een portofoon ons door en even verderop wil een andere man onze ticket zien . We pakken hem onder onze natte kleren vandaan en hij scheurt en stuk ervan af. We gaan verder en bij de klep van de boot wil een ander ook het ticket ook nog zien, zelfde ritueel en eindelijk rijden we de boot op. Ik zet mijn motor tegen de wand aan en sjor hem vast, Jan zet hem naast mijne en zet hem ook vast. We gaan naar het dek boven en bestellen bij een counter koffie en wat te eten. Het meisje achter de counter werkt hard maar kan de toeloop van de challengers niet aan en de koffie laat zich even op zich wachten. Ik raak aan de praat met Leo en Yvonne, een stel wat de tocht in een Jeep Cherokky gaat doen. Zij missen ook het groeps-gen en het klikt wel tussen ons. En Leo werkt in een motorzaak, altijd handig voor onderweg. Jan heeft inmiddels twee koffie gescoord en wij zetelen ons bij een raam in de hoek en kijken bij daglicht eens waar de groep zoal uit bestaat. Veel jonge mensen, maar ook veel mensen van veertig en ouder. De boot wordt hoofdzakelijk bevolkt door challengers en zij zijn erg aanwezig. Wij zien het aan en zwijgen. De boot vaart de haven uit en zal ons in vijfenveertig minuten naar Ceuta, Marokko brengen. Hoe verder we de haven uitvaren hoe meer de boot begint te stampen op de hoger wordende golven, de uigelaten stemming die er heerste wordt al wat minder. De boot begint nu serieus te slingeren en de eerste gevallen van zeeziekte kondigen zich aan. Ik zie enkele mede challengers naar de plee rennen en de rest van de tocht blijven ze daar Jan en ik nemen nog maar een koffie en een broodje met een soort omelet. Het is inmiddels heel rustig geworden in de boot, de grootste herrieschoppers zitten een beetje wit voor zich uit te staren. Dank je wel zee. Nadat de boot is aangemeerd rijden wij er van af, het is zelfs droog, maar het dreigt nog wel Ceuta is een Spaanse enclave in Marokko, dus we rijden zo de stad in. We gaan eerst even een bedrijf zoeken die mijn zijstandaard lassen kan. Bij een autoplaatwerkerij willen dit wel doen en we zetten mijn motor op verzoek binnen. Het deel wat nog op mijn motor zit wordt gedemonteerd en een er bij geroepen jongen leggen we uit dat beide delen aan elkaar gelast moeten worden. Hij loopt weg en we zien hem een vijftal keren heen en weer lopen met van alles en nog wat, er wordt een lasbrander ontstoken en ik heb een vermoeden. En ja hoor, als hij terug komt zie ik dat hij hem met brons heeft gelast, gesoldeerd eigenlijk. Dit is te zwak vind ik maar hij denkt er anders over en de standaard wordt nog even mooi zwart gespoten en gemonteerd. Ik zet hem voorzichtig op de standaard en heb er geen vertrouwen in. De lasser wel en de chef, een jonge snuiter, wordt er bij gehaald voor de betaling. Vijftien euro! , de prijzen zijn wel erg Europees. Ik leer hiervan, altijd erbij blijven als ze iets repareren en eerst prijs afspreken en afdingen. Inmiddels een uur later gaan we nog even een fles whisky voor Jan scoren en begeven we ons op weg naar de grens Bij de Spaanse grens worden we vriendelijk begroet en kunnen zo doorrijden. Even verder is de Marokkaanse grens en de hele meute challengers staat er ook voor te wachten. de grens post is een plek om te mijden, smerig, bedelaars, handelaren, onduidelijk schreeuwende mensen dat we moeten komen, hoge hekken met aan de andere kant mensen. Mensen die kijken, lopen en bedelen, wat is hiervan de bedoeling. Willen zij aan de andere kant zijn? Of juist niet. Ik heb een hekel aan grenzen, ik weet nooit wat je moet doen, wat willen ze van me, wat zijn de procedures. We sluiten aan achter de laatste en wachten op de dingen die komen gaan. Tussen de rijen door loopt een man in uniform die wat onduidelijke papieren uitdeelt die we moeten invullen, dit blijkt later een soort eigendom verklaring voor de voertuigen te zijn. We praten wat met andere challengers en niemand schijnt te weten wat er gebeuren moet en wachten lijdzaam af, wij vullen het formulier maar in. Na tien minuten wordt Jan ongeduldig, dit is zijn specialiteit, samen met mijn passpoort loopt hij naar voren. Ik blijf bij de motoren. Jan komt terug en heeft uitgezocht wat we moeten doen, samen lopen we naar voren, Een collega challenger wil wel even op onze bezittingen letten In het eerste hokje, de politie dienen we een stempel te halen op het door ons ingevulde formulier en vervolgens moeten we naar het tweede hokje, de douane en die geeft er ook een stempel op . Wij gaan in de rij staan bij de het politie loket, een zes tal collega,s van ons staan voor ons te wachten, De politieman werkt redelijk door en al snel zijn wij aan de beurt, we dienen nog even onze Carte vertre,de groene vrzekerings kaart te laten zien , nog geen half uur in de rij gestaan. Met onze vers verworven stempels spoeden wij ons naar het douane loket. De zelfde mensen staan ook hier weer voor ons en we wachten maar weer. Diverse challengers lopen heen en weer en weten nog niet wat ze moeten doen , we proberen ze duidelijk te maken wat de procedure is. Er zijn ook al enkele die klaar zijn zij rijden met hun bolide door de slagbomen. Wij zijn er inmiddels getuige van hoe een Bijgochem uit onze club via de deur een douanier geld staat te geven om zijn aanvraag wat sneller te laten verlopen. De eikel, zo verkloot hij het voor de mensen die achter hem komen. En deze douanier neemt er al de tijd voor, hij heeft ook al een roadbook in zijn bezit wat door iemand afgegeven is, en zit hier regelmatig in te bladeren, zonder te weten wat er in staat. Ook komt er steeds een superieur bijstaan die ook het boek inkijkt en dan discussiëren zij over iets onduidelijks. Zo nu en dan ragt hij wat stempels op de formulieren en wuift, verveelt dat de volgend zich kan melden, wij komen langzaam aan de beurt Ook wij krijgen onze stempels en lopen terug naar de motoren. we starten de motoren en rijden om de nog wachtende auto,s heen en gaan door de slagbomen. Verderop rijden we tussen diverse onduidelijke hekken door en nog drie keer wordt er naar onze passpoorten en groene kaart gevraagd die ik voor het gemak maar tussen mijn tanden heb geklemd.
Alles bij elkaar heeft het ongeveer twee uur geduurd om de grens te passeren, en we stoppen even op een soort parkeerterrein vol met Mercedes personenwagens die als taxi dienen . Hier verzamelen zich ook challengers die op elkaar wachten . Wij overleggen hoe we gaan rijden, heel even breekt de zon door, de warmte omarmt onze toch wel koud geworden lichamen, heerlijk. Onze kleren drogen ook al een beetje, de motorkleren die we aan hebben worden snel nat maar drogen ook snel. We moeten richting Marrakesch, dit kan via Fes, maar ook via Tanger en Casablanca. De route via Fes gaat door het Atlas gebergte, wij besluiten de easyer route langs de kust te volgen. Met Jan voorop, hij heeft de kaart, mijn kaart heb ik bij jaap in de auto laten liggen, gaan we richting Tanger. De wegen zijn goed, asfalt zonder belijning, niet veel verkeer. Na een kilometer staat er een politie controle, we kunnen doorrijden. Ook deze weg gaat door de bergen en langzaam wordt het kouder, en het begint te miezeren, hele lichte regen, en de wind neemt ook toe. Ik besef mij dat ik nu in een ander werelddeel rijd met mijn eigen motor, dit is toch wel uniek. Lang heb ik niet om hier over te filosoferen, want voor ons doemen wegwerkzaamheden op. Geen borden of waarschuwingen, en het asfalt maakt plaats voor onverharde weg bezaait met kiezelstenen, onze eerste off-road ervaring. Vijf kilometer verderop weer asfalt, we rijden op een mooie idyllische weg, hier zouden we van kunnen genieten als het er niet was gaan regenen. Binnen 10 minuten zeiknat, en we waren net een beetje droog. Regen en droog wisselen af , en bij de volgende heftige bui staan mijn laarzen weer eens vol. Ik haal Jan in en gebaar hem dat ik even wil stoppen om hem te vertellen hoe onaangenaam ik dit weer vind, alsof jan hier iets aan doen kan. Na nog dertig kilometer regent het weer zo heftig dat ik wil stoppen in de eerste de beste plaats en een hotel wil zoeken. Ik ben doorweekt en zit te lidderen op mijn motor, ik ben bang om onderkoelt te raken. Jan is het hiermee eens en we besluiten naar Asilah te rijden, ongeveer nog vijftig kilometer rijden. Meer regen dan droog, heftige buien met slecht zicht, en diverse weg op brekingen met zeer slecht wegdek, diepe kuilen, en soms spekglad. We hebben onze handen vol om onze volgepakte motors overeind te houden. Auto,s hebben niet echt last van ons, ze rijden ons gewoon voorbij terwijl wij evenwichts kunsten vertonen, Inhalen terwijl er tegenliggers aan komen is ook een gewoonte in Marokko zoals we later ook nog zullen merken. Maar door al deze kunsten vergeet ik de kou wel even. Als we na anderhalf uur in Asilah aankomen, vinden we snel een hotel. Met bewaakte parking nog wel, een straatje achter het hotel waar ze af en toe een blik op onze motoren werpen. We krijgen een kamer vier trappen hoger, dit is ook een gewoonte, mensen met veel bagage zo ver mogelijk zetten. Terwijl ik niet de indruk heb dat er veel gasten in het hotel zijn. We zeulen onze bagage maar weer eens omhoog, geholpen door de vrouw die de kamers schoonhoud en heel vriendelijk is. Na twee maal vier trappen op en af ben ik nog niet echt warmer geworden, en op de kamer trek ik alle natte kleren uit en ga lekker onder de warme douche staan, watje. Jan heeft minder last van de kou ,ten minste zo doet hij het voorkomen. Als ik droge kleren uit mijn tas wil pakken ontdek ik dat ook mijn tas niet waterdicht is. Bijna al mijn kleren zijn nat, ik pak de droogste eruit en kleed mij weer aan. We spannen wat bindriemen via de gordijn roede en Jan krijgt deze op zijn kanis omdat hij los legt, we lachen ook wel eens, ten minste op dat moment ik wel. Na enig creatief spannen van de riemen kunnen we onze kleren ophangen om te drogen, Waarschijnlijk heeft het geen zin omdat er geen verwarming is in de kamer. Jan gaat vragen of er misschien een elektrisch kacheltje is maar hij krijgt te horen dat ze hier nooit een verwarming nodig hebben. Dit weer komt bijna nooit voor hier, dit is voor het eerst in 4 jaar dat het zo regent. Ik wist het wel, ik ben weer eens ergens en meteen het klimaat in de war. Het is nog vroeg in de middag en ik hul me in de extra dekens die we gekregen hebben . Heb ik mooi de tijd om even naar de Amsterdam-Dakar site te sms-en. ik mijmer en klaag nog wat, en val in slaap. Ik wordt wakker rond een uur of zes door de oproep voor het gebed, dit geluid komt van een toren in de buurt en volgens mij is het elektronisch versterkt. Het weer wordt niet echt beter en we horen van de hoteleigenaar dat het zo wel even blijft ook. ‘s Avonds lopen we naar het centrum, dit is vlak bij en vragen hier en daar naar een regenpak We weten eigenlijk dat het een mislukte missie is, maar toch De meeste handelaren komen aan zetten met veel te dure Adidas jassen en broeken welke waarschijnlijk nog minder dicht zijn dan onze eigen kleding. Als we zo rondlopen in de straatjes lijkt het wel een beetje op de Zwarte markt in Beverwijk. Heel veel de zelfde handel, kleren en schoenen van adidas , Nike en wat nog, meer. Stalletje met gsm telefonen en fotoapparatuur. Ook veel kruideniers winkels met dagelijkse behoeften. We worden naar de oude medina gestuurd, het oudste deel van de stad, ommuurt met poorten en hele kleine straatjes, je waant je in de Middeleeuwen, afgezien van de vele winkeltjes met adidas,nike……….,Maar geen regenpak. We geven het op, en spontaan begint het weer te regenen, mijn oude werkschoenen die ik heb meegenomen en die ik in Afrika ga laten zijn niet waterdicht, weer eens natte sokken.. We gaan eten, na wat zoeken vinden we een visrestaurant, we zijn de enige klanten en er loopt vijf man personeel.. Jan bestelt bier en we nemen de visschotel voor twee personen. Even later staat er een schaal vol,met gebakken vis, grote garnalen en gebakken inktvisringen. Het smaakt ons goed en nadat we ons vol gebunkerd hebben gaan we naar het hotel terug. Volgens de plaatselijke bevolking blijft het de volgende dag ook regenen. We creëren van het zwarte landbouwplastic, wat we hebben meegenomen om eventueel met onze matjes op te liggen, twee regen poncho’s. We snijden wat stroken die we om onze benen kunnen plakken, zodat onze laarzen niet vol lopen. Na enige whisky,s gaan we slapen, dromend over mooie droge dagen.
Woensdag 8 november-vijfde dag.
Ik word wakker, en het is nog donker. Is het een vogel, is het een vliegtuig, nee het is de imam die oproept voor het gebed. Het is 5 uur in de ochtend, nou deze heidenen blijft mooi leggen. Twee uur later staan we op, als eerste kijken we naar buiten, het is droog, net aan We trekken onze nog natte kleren aan en pakken alles in, en zetten wat koffie. Vandaag willen we flink wat rijden, want we liggen wat achter op het schema., Volgens het roadbook moeten we vandaag in Marrakech aankomen, dit is zo 500 kilometer zuidelijker. Als het van dit klot……akelig weer blijft wordt het puur zo,n kluif. Via de vier trappen hebben we onze bagage naar beneden getorst. We laden alles op, de nacht portier kijkt het schouwspel aan, lijkt wel wat op kamelen opladen. zal hij wel denken Na het oppakken bedenk ik dat ik mijn olie nog moet nakijken, het staat onder peil Vreemd, maak me er nog geen zorgen over. Mijn olie voorraad zit handig achterop in een speciale beugel. Erg mooi en handig, als je niet alle bagage er af moet halen om er bij te kunnen. Gloeiende gloeiende……… maar even een liter olie van Jan geleend De straat achter het hotel is ook de route naar school, kinderen lopen met schooltassen en boeken . Meisjes kijken schichtig naar ons en lopen ons dan giechelend voorbij. Het is noch steeds droog, maar de lucht ziet er erg dreigend uit. En in zuidelijke richting ziet het erg donker. We binden plastik rond onze benen en over de laarzen en plakken het vast met duct-tape De vorige avond gemaakte plastic poncho,s doen we om, dit tot grote hilariteit van de schoolkinderen., de noodkleding geeft een fijn “ik blijf lekker droog”gevoel. De voorkant van het regenscherm doen we onder de tanktas. Bij het ontwerpen van de poncho,s hebben we geen rekening gehouden met het aantrappen van onze schichten. Gelukkig lopen de motoren snel, we rijden naar de hoofdweg, uitgezwaaid door de schooljeugd. Terwijl we het dorp uitrijden begint jan zijn poncho achter hem aan te flapperen . Mensen die lopend op weg naar hun werk zijn kijken ons geamuseerd na. Met deze oude stad als decor zie ik Don Diego de La Vega, alias Zorro rijden op zijn trouwe knol Tornado, ik leg dubbel van het lachen. Even stoppen, foto,s nemen plastic vastzetten en gaan maar weer. We laten Asilah voor wat het is en gaan richting Rabat. Zorro rijd voorop en het miezert heel licht maar het deert ons niet, wij zijn tegen de regen gewapend., Het eerste stuk rijden we parallel aan de tolweg, we gaan er onderdoor en we zien drie collega busjes rijden over de tolweg, we zijn niet de enige die achter liggen Na een paar kilometer gaan ook wij de tolweg op, deze weg schiet niet erg op, veel rotondes. Op de tolweg schieten we lekker op, af en toe wat regen maar niet zo erg als gisteren. De temperatuur is ongeveer 14 graden Celsius. Het plastic houd de wind tegen dus we hebben het eens niet koud. De tolwegen in noord Marokko zijn ruime vierbaanswegen, welke lopen door een rustig groen heuvelachtig landschap Ze zijn voorzien van moderne en voldoende tankstations. Shell, BP en Q8 zijn te vinden maar ook Afriqeoil en nog wat voor ons onbekende maatschappijen. Bij die tankstations zijn goede eetgelegenheden en redelijk schone openbare toiletten. Ook is er bijna altijd een moskee aanwezig. De wegen zijn niet al te druk, het verkeer bestaat hoofdzakelijk uit vrachtwagens van lopende merken.Er rijden opvallend veel Volvo,s N10, dit is de zelfde als de bij ons bekende F10, maar dan met een neus, en meestal zonder slaapcabine. Ook hebben we veel Volvo F88 zien rijden, allemaal met twee assige opleggers. Bakwagen met aanhanger is zeldzaam. Natuurlijk is Renault goed vertegenwoordigt, met neus, veel G en R serie, in alle soorten en maten., maar ook de nodige Magnums zien we voorbij komen. Mercedes en Scania met en zonder neus vullen het straat beeld Ook veel Daf,s met neus gezien, en Mitsubisi en Izuzu, allemaal bakwagens zoals we die in Nederland niet zien. Ook met de lading hoogte nemen ze het niet zo nauw, vijf meter hoog is geen uitzondering. Er zijn dan ook weinig viaducten, en die er zijn, zijn flink hoog. De chauffeurs zijn sympathiek, vaak groeten ze ons als we voorbij rijden, of ze geven aan dat we kunnen inhalen. Onderweg zien we nog een geschaarde trekker met oplegger, een Volvo N10.op zijn kant in de middenberm Het is net gebeurd, bij de vorige pomp reed hij net weg dat wij aankwamen In de buurt van Ksar-el-kebin komen we de eerste tolpoort tegen, we stoppen en spontaan slaat mijn motor af. Ik betaal de tolpoortwachter, stop mijn spullen terug en duw mijn motor door de poort om het overige verkeer niet te laten wachten. Even aan de kant, het is inmiddels droog en de zon begint te prikken. Het slecht stationair lopen wordt veroorzaakt door een slecht afgestelde stationair sproeier denk ik in al mijn wijsheid, even draaien aan de sproeier en zowaar loopt ie weer wat beter. Weer vijftig kilometer verder gaan we tanken en koffiedrinken, en iets eten. We verwijderen het plastic, zodat we weer als motorrijders rondrijden, we vertrouwen het nu wel, de temperatuur is aangenaam geworden en de lucht is totaal opgeklaard, voor ons want achter ons ziet het nog donker. Tweehonderd en vijftig kilometer vanaf ons vertrekpunt vanmorgen, in de buurt van Rabat begint mijn motor in te houden, en hij begint te knallen en te ploffen. Na weer een tolpoortje, ze hebben er wel veel, gepasseerd te zijn met een slecht lopende motor, en handen en tanden vol met geld en kaartjes even naar een parkeer terreintje voor inspectie. Even laten afkoelen en dan de bougie er maar eens uit, hij wil niet erg lekker vonken en ik verdenk hem ervan dat hij zijn werk niet goed wil doen., ik ontsla hem van zijn plichten. Tweede bougie op al op vierhonderd en vijftig kilometer. Mmmm, toeval het is een NGK bougie, word mijn argwaan jegens dit merk weer een bevestigd! Starten, loopt goed, verder maar weer, het voordeel van pech is dat je wel even de benen kunt strekken en het zitvlak kunt laten doorbloeden. Ondanks onze schapen vachies voelen we het zitten best. Jan heeft ergens gelezen dat het beter is om te voorkomen dat je kont zeer gaat doen door van te voren al met de billen te gaan knijpen. Om de tien kilometer knijp ik dertig keer met mijn kakwangen, het helpt goed en je hebt nog wat te doen ook. Zonder oponthoud rijden we verder en voor we het weten zitten we voorbij Casablanca. Marrakech is nog tweehonderd en veertig kilometer, we schieten op, als mijn motor weer begint te lopen als een krant. Op een parkeerterrein de bougie nagekeken, en deze vonkt bijna helemaal niet meer. Ik schroef het kapje weg waarachter de punten zich bevinden en ik ontwaar enige vochtigheid in deze ruimte. Een erfenis van de laatste regenbuien, zal dit het zijn. Droog gemaakt en een beetje gesteld en hij loopt weer, voldaan schroef ik alles weer dicht. We eten een van Wilma meegekregen Powerbar voor wat energie en we gaan weer. Het is rond drie uur in de middag en om vijf uur begint het alweer donker te worden, dus we moeten wat opschieten. Onze verlichting bestaat namelijk uit een gloeiende spijker in een huis, kortom het licht laat te wensen over. De tolweg is in de buurt van Settat opgehouden, en is overgegaan in een tweebaansweg. Het landschap is erg afwisselend, het wordt meer heuvelachtig, en we rijden door plaatsen die het decor zouden kunnen zijn voor een postkoets halte plaats uit het “wilde westen”, maar dan in deze tijd Een assige karretjes, gemaakt van een auto achteras, waarvoor een ezel loopt die handig een weg door de mierenhoop van mensen zoekt. Mensen op brommers die ik vaag herken uit mijn jeugd, en natuurlijk vrachtwagens en auto,s jong en oud, maar oud overheerst, en veel schades en roest. De omgeving is afwisselend, dan weer zandvlaktes, afgewisseld door groene weiden en rode heuvels. Langs de weg staan mensen die levende kippen verkopen, zij prijzen deze aan door ze op hun kop omhoog te houden. Ook veel fruitstalletjes staan er hier, ongeveer tien meter van elkaar af. Langzaam wordt het donker, en we moeten nog maar zo,n honderd kilometer. Onze verlichting voldoet inderdaad niet aan de eisen van deze tijd, hoewel we veel brommers tegenkomen die helemaal geen verlichting hebben. Dus wij hebben het nog luxe. We komen in de buurt van Marrakesch en het wordt drukker op de weg. Inmiddels zijn onze mede weggebruikers weer aan het inhalen geslagen, en of we er nu wel of niet rijden…… de weg neemt de vorm aan van de wegen in zaanstad in de zomer, overal open, maar dan zonder verlichting en waarschuwingen. Stukken zonder asfalt en diepe kuilen vol water. Overdwars liggen er op de weg een soort snelheids remmers, zelfde kleur als de weg en onverlicht. Soms zien we ze te laat en dan zitten we meteen up side down op de motor. De weg wordt drukker en slechter en we hebben het idee dat we maar eens stoppen moeten voor vandaag. We worden beloond, aan de rechterkant is een camping, we rijden er voorbij, draaien verderop met gevaar voor leven en rijden terug. Campingbaas spreekt engels , en voor honderd Dirham (10 euro) heeft hij nog kamers ook. De kamer bevinden zich in een gebouwtje met een soort binnenplaats. We laden af ,eindelijk eens niet ver zeulen met onze zooi De motoren kunnen voor de deur en op het binnenplaatsje maken we van de bindriemen maar weer eens een waslijn en knopen deze aan de zuilen om alle natte zooi van gisteren te drogen. De temperatuur is door de avond wel wat gezakt maar toch zeker tien graden hoger dan gisteravond. Jan heeft al onderzocht dat er ook een restaurant is op de camping, maar eerst ga ik mijn motor klaar maken voor morgen, olie nakijken en algehele inspectie. De peilstok geeft niets meer aan dus ik gooi er maar wat olie in., Bijna twee en een halve liter, dit is bijna de hele carter inhoud. Slik, ik schrik toch even, een lichte paniek maat zich meester van me Hij verbruikt toch veel meer dan goed is, nou ja ik kan het nu toch niet veranderen. Inmiddels rijden er al meer challengers het terrein op, sommige hebben ons ontdekt en komen een praatje maken. Wij luisteren., zij praten Het wordt steeds drukker met Hollanders, en dat is te horen ook, ze maken erg veel lawaai. Wij gaan engels praten. We lopen naar het eethuis en we gaan buiten op het terras zitten, het is inmiddels donker geworden. Er zitten twee groepjes met franse mensen, die staan ook op de camping met campers. De Marokkaanse eigenaar groet ons en zegt dat hij zo bij ons komt. Het terras bied uitzicht op de drukke weg richting Marrakech, en voor ons ontvouwt zich een mooi schouwspel. Er is heel veel vrachtverkeer op de weg en de meeste vrachtwagens zijn getooid met een diversiteit aan verlichting. Aan de voorkant twee koplampen en achter twee achterlichten, en ertussen in alles wat maar een kleur heeft. Rood oranje, wit zelfs blauwe lampjes zijn er gemonteerd., Ook aan de voorzijde zien we veelvuldig blauwe lampjes, en rode, en oranje., Aan de achterkant zit het ook vol met feestverlichting, wat erg opvalt zijn de remlichten. Als er geremd wordt, lichten de gewone remlichten op maar ook diverse andere lampjes, knipperend of in de rondte gierend. In Nederland is het maar saai op de weg. De franse mensen hebben hun eten inmiddels gekregen, en elke keer als de ober naar ons toe wil lopen wordt hij door die franse slakkenvreters aangeklampt en bestellen ze weer wat bij hem. Nadat we een twintig minuten gawacht hebben gaat jan maar eens naar binnen om een ober te bestellen. De man belooft nu echt te komen en een paar minuten later staat hij excuses makend bij ons. Er lag een menukaart op tafel maar dit is voor de show, want alles wat we bestellen is er niet. Alleen nog maar tajine, een soort stoofschotel. Wat wijn erbij en we krijgen ons eten. Tajine is een aardewerk schotel,met een soort losse aardewerk trechter op zijn kop erover heen. Deze schotels staan een groot deel van de dag op een vuurtje te garen. Er kan van alles inzitten, vlees, aardappelen, groenten, onduidelijke dingen. Vaak wordt er een neergezet voor meerdere personen en iedereen krijgt een stuk brood waarmee je dan de inhoud van de tajine naar binnenwerkt.We halen de trechter van de schotel en zien dat er kip met olijven op het menu staat. Het is wel een scharrel kip geweest die te veel kilometers gemaakt heeft. Hij is erg taai, maar de smaak is goed en we hebben honger. Ook heeft zich een hele kudde zwerfkatten gemeld, en ze laten horen dat ze er zijn. Ik als dierenvriend gooi af en toe een stuk kip el taaio naar ze toe. Dankbaar vechten ze erom en de kleinste van het stel wint steeds. Na het eten krijgen we nog een glas mierzoete thee, we rekenen af en praten nog wat met de obereigenaar. De man spreekt goed Frans engels en Duits, en een paar worden Nederlands. Hij verteld dat hij op een privé school gezeten heeft en daar de talen geleerd heeft, Op de veranda bij onze kamer drinken we nog een whisky en ,maken plannen voor morgen. Verderop horen we Hollandse luidruchtigheid. Wij gaan slapen, hebben onze rust nodig. Vandaag hebben we vijfhonderd en vijfendertig kilometer gereden, niet slecht, met pech meegerekend Lig al snel in coma.
Donderdag 9 november – zesde dag
Zes uur, het is nog donker als we elkaar aankijken en ik er een geforceerd goedemorgen uitpers. Om zeven uur willen we gaan rijden. Volgens het roadbook zouden we morgen op dag 7 in een ruk van Agadir naar Laayoune moeten rijden, een stuk van zevenhonderd kilometer. Van Marakesh naar Agadir is maar tweehonderd en vijftig kilometer. Wij willen vandaag dus zover mogelijk komen om dat stuk van zevenhonderd kilometer wat in te korten, want op onze motoren met een topsnelheid van negentig kilometer per uur is dit wel heel erg ver. De uitgehangen kleren zijn zowaar bijna droog als we ze inpakken, en samen met de rest van onze spullen laden we ze op de motor. Ik gebruik mijn zijstandaard zo min mogelijk, ik vertrouw het laswerk voor geen meter. We komen nu door heel veel dorpjes heen, dus we gaan straks op zoek naar een bedrijfje dat het even goed wil lassen. Nog even naar het toilet om gewicht te sparen, het toilet is toe aan wat verfrissers, en een schoonmaker misschien ? Als we weg gaan om vijf over zeven ligt de rest van de challengers nog te maffen. Het is laat geworden vannacht, Jan heeft bij zijn nachtelijke blaas legen gezien dat sommige om drie uur nog aan het feesten waren. Ik heb er nix van gehoord. Als we weg rijden van de camping worden we weer gehinderd door de franse camper club, de eigenaar staat te buigen als een knipmes naar de franse uittocht, zeker goede klanten. Eerst moeten we door Marrakesch heen, het is maar goed dat we gisteravond gestopt zijn. De weg wordt nog slechter, en er zijn heel veel wegonderbrekingen waarbij de weg omgeleid wordt, door de berm of over de andere weghelft, zonder waarschuwing. We rijden over en soort randweg door Marrakesch heen, de spits is nog niet echt begonnen zodat het heerlijk rustig op de weg is. In no time zijn we door de stad en rijden door de buitenwijken langzaam Marrakesch uit. Een keer mis gereden maar dat geeft weinig oponthoud. Omdat er niet zo veel doorgaande wegen zijn zit je al weer snel op de goede weg. Eigenlijk gaat de hoofdweg alleen van noord naar zuid, en vice-versa. De twee baans wegen zijn goed, we rijden door gehuchten en dorpjes. Altijd is er direct aan de weg een brede strook verhard of onverhard strook grond met daarlangs gebouwen en bouwvallen die dienst doen als winkels, cafés bedrijfjes en werkplaatsen. En altijd is het er een drukte van belang. Na 2 uur rijden stoppen we in een plaatsje vlak voor Chichaoua, ik wil mijn zijstandaard opnieuw laten lassen, en nu elektrisch want dat geeft meer sterkte. Ik heb geen zin om mijn motor ergens op te rapen of van een langsrijdende auto te plukken als hij onverwacht breekt. Er staat een mooie paal waar ik hem tegenaan kan zetten, ik sleutel de gewraakte standaard er eraf, en zie meteen dat ik de veer welke de standaard in positie houd verloren ben. Als parachutisten staan ze ineens naast je, mannen die je willen helpen, voor geld natuurlijk. Ditmaal heet hij Rachid, en Jan legt in het Frans uit wat de bedoeling is. We denken dat hij het begrijpt en ik loop met hem mee terwijl jan onze spullen bewaakt. Nu moet ik dus zelf communiceren, en ik spreek geen Frans, lichte paniek overvalt mij. Maar ik bedenk dat je altijd kunt communiceren, altijd kom je er wel uit, met handen en voeten. Deze gedachte stelt mij gerust en ik loop gedwee achter onze lokale gids aan. Na wat heen en weer lopen tussen diverse winkelschuren, veel handen schudden en lachen loopt Rachid naar de overkant van de weg en we komen terecht in een bedrijfje, dat wil zeggen een schuurtje met rieten dak, waar een vrachtwagen wordt gerepareerd. Er staat ook een landbouw trekker op blokken waarvan de achteras stuk gedraaid is. Er worden handen geschud, en Rachid 2, zoals de jongen heet waarvan het bedrijfje is leggen we uit wat de bedoeling is. Het enige wat ik kan in het Frans is “soldjee electriek zie voe plea”.van Jan geleerd. Hij begrijpt het en pakt de slijptol en gaat met een doorslijpschijf het koper weg slijpen.Ondertussen arriveert er een ezelkarretje en de drijver gaat de banden oppompen met de luchtslang uit de werkschuur. Tijdens het oppompen van de band bedenkt de ezel dat de houten paal waar hij aan staat te knabbelen verderop lekkerder is en loopt erheen de man meetrekkend aan de luchtslang en onder veel geschreeuw en gebaren wordt hij weer gestopt. Ezel is niet onder de indruk van al deze commotie en gaat gewoon verder. Het heeft vrij lang geduurd voor de banden op spanning waren. Geassisteerd door een tweetal jongetjes last Rachid 2 vervolgens de standaard opnieuw aan elkaar, zonder het lasapparaat in te stellen en met een vier millimeter elektrode spettert en smelt hij een compleet nieuw stuk metaal aan mijn standaard, maar het lukt deze vakman prima Ik geef hem twee stukjes ijzer die ik gevonden heb en wijs aan dat hij deze er als versteviging tegen aan moet lassen. Nadat hij de standaard in een bak water heeft afgekoeld en ik hem vijftig Dirham heb betaald krijg ik mijn standaard weer terug. Ongeveer vijf euro, als ik hem bedankt heb lopen Rachid 1 en ik weer terug naar Jan, die al ongerust staat te wachten tot wij wederkeren.. Onderweg scoort Rachid nog een veer en we monteren de standaard weer. De veer te kort, Rachid gaat opzoek naar een ander exemplaar. Na een paar minuten komt hij terug met twee veren die te duur zijn zegt hij. Ze zijn ook te slap trouwens. Maar na wat onhandig geklungel weet Rachid de veer met behulp van wat op de grond gevonden ijzerdraad toch te monteren. Ik kreeg niet eens de kans om het zelf te doen.,We geven hem twintig Dirham, en hij druipt meutelend af. Wij gaan weer opzitten om nog een uurtje te rijden dan tanken en eten. Even voor Imi-n -tounoute is een plaatsje met een benzine pomp en diverse eetgelegenheden. Na het tanken van beide motoren lopen we het terras op van het dichtste bij gelegen eet tentje. We nemen plaats aan een tafeltje en worden in het nederlands aangesproken door een vriendelijke Marokkaan die daar met een vriend zit te ontbijten. Hij spreekt Nederlands, Duits en Frans, door elkaar heen zodat het moeilijk is hem te begrijpen. De man is zo dik dat de stoel onder hem geheel aan het zicht onttrokken wordt. Er hangt namelijk overvloedig veel Marokkaan over de stoel heen. De man heeft in Nederland gewerkt maar we kunnen er niet uit opmaken waar. Hij beveelt ons aan om Crêpes, met honing of olijf olie te nemen. Crêpes is een soort pannenkoek maar dan krokanter en de smaak is niet heftig maar wel lekker. Ook moeten we een stuk crêpes cous cous eten van hem. Ook lekker maar wel erg machtig. Tijdens onze poging om alles weg te krijgen heeft de vriend van de dikke man een auto opgehaald en deze voor het terras neergezet. De dikke man staat kreunend en moeizaam op en kantelt zich naar de auto toe. Het is een Dasia Logan, een Roemeense auto ter grote van een fiat panda. De man weet zich in de auto te proppen, als laatste tilt hij met beide armen zijn rechterbeen er nog in. Nu leunt hij met het volle gewicht richting bestuurder die het even benauwd moet hebben en een toegeschoten ober weet de deur dicht te duwen. De man valt terug tegen de deur en de auto zit geheel gevuld met dikke Marokkaan. Ze rijden scheef weg. Beide maken we nog even gebruik van het toilet en ik gooi nog even een liter olie in het reservoir van mijn motor zodat hij weer op peil staat.We starten de boel en kiezen de ruimte van de asfaltweg. Na een paar uur rijden ter hoogte van Agadir begint mijn motor weer vreemd te doen.Ditmaal slaat hij over en knalt uit de uitlaat bij lage toeren, als we negentig kilometer per uur rijden loopt ie als vergif.Ik besluit om door te rijden zolang als ie blijft lopen, het is alleen vervelend als je dorpjes door rijd, dan loopt ie vreselijk rot, als je dan weer buiten het dorp gas kan geven wil ie eerst niet op gang komen.Met veel gemopper en gezeur komt hij dan toch op gang en als hij dan op gang is loopt hij weer prima.Het lijkt wel het karakter van een dromedarisLangzamerhand begint het ook harder te waaien.De wind komt uit het oosten, aflandig dus, en er zit al een hoop zand in de wind.We rijden langs de rand van Agadir en veel kinderen die net uit school komen begroeten ons Ze applaudisseren en maken een gebaar dat we sneller moeten rijden.Ze denken vast dat we van de grote Dakar rally zijn.Of ze willen ons gewoon kwijt, dat kan ookIk krijg wel Parijs-Dakar aspiraties, een soort winnaars gevoel.Agadir hebben we ten minste gehaald, maar we willen zeker nog driehonderd kilometer verder.Dit moet kunnen want het is twee uur in de middag. Voorbij Agadir stoppen we nog even om mijn motor maar weer eens duidelijk te maken dat hij zich moet gedragen. Ik verwissel de bougie maar weer eens, en hij reageert hierop door vrolijk aan te slaan en goed te draaien. Zeker een voorgevoel van me geweest dat ik een stuk of acht extra bougies heb meegenomen van huis. We strekken de benen , en gaan weer opzitten. Voor Tiznit, zo,n tachtig km voorbij Agadir, stoppen we langs de weg om te tanken en wat te eten. Na het tanken gaan we bij een aangrenzende eetgelegenheid zitten, we zijn de enige klanten en we bestellen een heerlijke koude cola. We eten een vers broodje met een soort smeerkaas en een soort omelet, en laten het ons smaken. Voor we weg gaan kijk ik nog even mijn olie na, en ik schrik nu toch wel even. De peilstok geeft nix meer aan, dat wil zeggen dat er minstens twee liter olie is verbrand. De laatste keer dat ik de olie op peil bracht was een kleine tweehonderd kilometer terug, in Imi-n-tanoute Het olieverbruik is dus ongeveer een liter per honderd kilometer, slik. Dit is wel erg veel, het verbruik neemt dus flink toe. We berekenen dat we tot Dakar nog ongeveer drieduizend kilometer moeten rijden. Dan moeten we bij het huidige verbruik dertig liter olie verbranden. Erg veel voor zo,n klein pest motortje, maar we hebben weinig keus. En overal rijden auto,s en er is dus overal benzine en olie te koop. Dus het is haalbaar. Bij de pomp koop ik twee liter olie om niet meteen onze voorraad aan te spreken en deze te bewaren voor noodgevallen. Er is bij de pomp ook een rijke keus aan Wyns producten. Dit zijn vloeibare wondermiddelen die je in tal van toepassingen kan krijgen. Van radiator dicht makers tot soepel schakelen en fuel system cleaning.Ik koop een blikje “stops oil burning”en giet de dikke wonder stroop in het olie reservoir Ik hecht weinig geloof aan dit middel, maar je weet het niet, aanvullen met olie en opzitten maar weer. Als wij het pompstation verlaten komen er net drie busjes van onze club aan rijden, zij willen dus ook wat inlopen op het schema. Zij zwaaien, wij ook. We rijden door Tiznit heen, drukke straten, hier zie ik voor het eerst dromedarissen lopen begeleid door Touareks. De weg bewijzering is ook op vakantie en al snel rijden we verkeerd.Aan een paar lachende Touareks vraagt jan de weg naar TanTan en ze sturen ons een klein straatje in. We komen onderaan in de straat en het lijkt dood te lopen.Aan een meisje voor een huis vraagt jan nogmaals de weg en haar moeder komt uit huis en wijst ons vriendelijk welke kant we op moeten. Als we weer doorrijden gunt ze ons een glimlach De weg eindigt in een pad en het pad eindigt in een ondiepe sloot waar net een los lopende dromedaris in staat die ons aankijkt en dan de benen neemt, zeker geschrokken van Jan. Dus wij kunnen er ook doorheen en we komen uit op een vuilnisbelt. Verder op zien we de weg weer lopen, dus off road rijdend komen we weer uit op de weg.Op de weg aangekomen staat er een kudde dromedarissen langs de weg, ze geven luid commentaar als we langs rijden Een van de riempje van jan zijn tanktas begeeft het weer en hij moet even stoppen.Ik stop even verderop en dit geeft mij mooi de gelegenheid om mijn fototoestel te pakken en als jan er weer aan komt rijden maak ik een foto van hem, rijdend op een Marokkaanse weg en op de achtergrond Tiznit. Van mij wil hij ook een rijdende foto maken, maar ik zeg “komt later wel”, moest eens weten. We rijden weer door en na een paar kilometer rijden gaat de weg door de uitlopers van het Anti Atlas gebergte De vrachtwagens beginnen al aardig op te stropen maar wij als motorrijders kunnen hier de hele colonne voorbij rijden. Ik merk nu toch wel dat ik vermogen te kort kom, ik kan Jan soms niet bij houden. Soms zijn er zoveel tegenliggers dat we ook nood gedwongen achter een truck moeten blijven hangen, ze gaan soms zo langzaam dat wij met de voeten aan de grond moeten rijden. Veel seinen de truckers dat we voorbij kunnen rijden en groeten ons dan hartelijk bij het voorbij gaan. Het is wel vreselijk mooi rijden hier in de bergen, en over de top wordt het wat rustiger zodat we lekker even kunnen scheuren.Na deze berg etappe begint mijn motor ook weer kuren te krijgen, en tegen de tijd dat we in TanTan aankomen begint het al te schemeren. Met mijn motor is nix meer te beginnen, hij knalt enorm uit de uitlaat en bij lage toerentallen geeft hij geen normale klap meer. Met veel kunst en vliegwerk stressen we TanTan door, het is erg druk en dit maakt het er niet makkelijker op. op een splitsing staat een agent en Jan vraagt hem of er een camping in de buurt is. Hij is vriendelijk maar laat wel merken dat hij de herrie uit mijn motor niet erg waardeert. Ik probeer dan ook mijn motor aan de praat te houden door veel gas te geven en dit gaat gepaard met knallen en herrie. Ik ga even verder op staan, om de man niet te tarten en hij vertelt Jan dat er een camping is in El Quatia, een badplaats vijfentwintig kilometer verderop. We willen niet in een hotel hier, veel te druk, en we moeten sleutelen dus een camping is beter. Dus we gaan door, rijden de nacht in want het begint al aardig donker te worden. Onze verlichting is die van een zaklantaarn met lege batterijen en de tweebaansweg is stikdonker.Ik ben inmiddels voor gaan rijden want dan kan ik de snelheid bepalen want mijn dromedaris wil alleen nog maar volgas rijden. Veel tegemoetkomende trucks en de auto,s halen gewoon in met groot licht, of je er nu rijd of niet. Ik probeer door middel van mijn koplamp te verdraaien te seinen dat wij er ook nog rijden maar ze hebben hier geen last van. Het licht van Jan zijn motor wordt gevoed door de accu, want zijn lichtspoel is stuk. Maar de laadspoel kan dit niet bijhouden zodat het licht steeds zwakker wordt. Het zijn een lange vijfentwintig kilometer maar we komen toch aan in El Quatia en na wat zoeken en vragen komen we aan op een geasfalteerd parkeerterrein aan het strand. Aan de strand kant staat een hoge mast met heel sterke verlichting die aan helder vol maanlicht doet denkenWe staan even te kijken wat de bedoeling is, maar er komt al een man in een djellaba aan en hij informeert in gebrekkig engels uit welk land we komen, het interesseert hem niet. Hij wijst ons een plek aan tussen een Franse camper en een landrover met daktent en Nederlands kenteken, Er staan een stuk of 8 campers op een rij Als we al ploffend de motoren er tussen in parkeren komt de man van de landrover aanlopen en begroet ons hartelijk. Ik zeg quasi nonchalant tegen jan dat deze man vast wel twee koude biertjes heeft en prompt word er uit de ijskast twee blikjes van dat foute merk gepakt en aan ons gegeven. Ondanks mijn ver onder het landelijk gemiddelde pest humeur smaakt het goed De man heet Hans en samen met zijn vrouw Fraukje is hij al voor de derde keer op reis door Afrika . In Groningen heeft hij een bedrijf gehad, en een paar jaar geleden goed verkocht. En nu reizen ze lekker met zijn tweeën in de rondte. Hans geeft erg af op zijn Landrover Defender, er is weinig goed aan en de service uit Engeland is ook belazerd, volgens hem dan Ook heeft hij het Afrikaanse volk niet hoog zitten en laat zich een klein beetje laagdunkend uit over hen, dit tot ergernis van Jan. Er staan ook twee Duitse motorrijders naast hen. Jurgen en zijn vriendin Birrit, zij waren met twee BMW F650 GS motoren op weg naar Dakar. Maar vlak voor de grens van Mauritanië, in zuid Marokko heeft zij ernstig last van haar knie gekregen en zijn ze omgekeerd en op weg naar huis. We praten nog wat en na het biertje ga ik maar eens een poging doen om mijn motor te repareren. Het is wel lekker licht hier, maar toch zet ik een led lampje op mijn hoofd, zodat ik echt wat kan zien. Ik weet niet precies waar ik moet zoeken, als eerste haal ik het kapje waar achter de punten zich bevinden weg.Er is nix aan te zien, ze gaan goed open en dicht, ik controleer het ontsteking tijdstip maar dit is ook goed. Het waait nog steeds en de wind lijkt wel toe te nemen. In de verte hoor ik de branding van de Atlantische oceaan, een hond snuffelt wat aan mijn spullen die ik van de motor heb afgeladen. Jan doet een poging om de tent op te zetten, het is de eerste keer dat we gebruik maken van dit opvouwbare huis. Door de harde wind lukt het niet want hij komt bij me zitten. We zwijgen allebei Ik omdat mijn humeur evenals mijn motor het begeven heeft en Jan zwijgt ook door mijn humeur. Het XT 500 werkplaatshandboek wat ik er bij gepakt heb biedt ook geen uitkomst, hier wordt ik ook niet wijzer van. Ik bedenk wat ik allemaal kan ondernemen om hem weer goed draaiende te krijgen maar het is allemaal zo onduidelijk. Ik kan niet goed meer logisch nadenken, en de stemming wordt erg slecht. Ik doorbreek het zwijgen en Jan schrikt er van, we praten over diverse opties, een er van is teruggaan maar dit komt niet in mijn woordenboek voor. Ik zal in Dakar aankomen verkondig ik stellig, maar ik besef me dat het wel eens niet kan lukken. Ik laat deze gedachten weg waaien met de wind. Een beetje narrig gaan we de tent dan maar opzetten, gade geslagen door twee honden. We pleuren zo goed en kwaad als het gaat onze spullen er in. Alles wat in de rondte vliegt aan beesten is in onze tent gaan schuilen tegen de wind. Er kruipen grote zwarte torren uit het zand en nestelen zich overal, gelukkig nog niet in de tentDe torren doen me denken aan de scarabeeën uit de film “de mummie”, de mensen die daarmee in aanraking kwamen liep het slecht mee af. Ik wil nog even de zee voelen en loop richting de branding. Het een tweehonderd meter lopen, hier en daar zitten groepjes met vrouwen gehuld in gewaden op het strand, ik heb geen idee waarom. De zee is koud en woest. Jan heeft inmiddels de matjes uitgerold in de breedte van de tent. Volgens mij is dit de (te) korte kant, we laten het maar zo, volgende keer beter. Ik ben te lamlendig om mijn slaapzak uit te pakken, maar het is erg warm en ik slaap wel onder een handdoek en een jas Morgen bij daglicht verder zoeken naar de oorzaak. De stemming tussen ons is rond het vriespunt, mijn schuld dat klote humeur van mij. Ik kan me er niet tegen verzetten, niet leuk voor Jan weet ik. Ik zoek troost bij mijn MP3 speler en val in slaap.Als ik ‘s nachts wakker wordt met de draad van de oor telefoontjes om mijn hooft gedraaid is de wind nog harder gaan waaien. Ik ben bang dat de tent en al wordt weggeblazen zo gaat het tekeer. Ach, dat kan er ook wel bij. Ik val in slaap.
Vrijdag 10 november-zevende dag
Ik word wakker en probeer deze morgen te ontkennen. Dit lukt niet We worden al vroeg de tent uigeblazen. Het waait stevig en de wind is nog steeds aflandig en verzadigd met zand. Een soort mist van zand. En in deze wind ook nog moeten sleutelen, de stemming zit er meteen al weer in. Er staat een klein toilet gebouwtje vlakbij en ik kijk of we er achter wat luw zitten. Maar de wind giert er om heen dus dat heeft ook geen zin Als ik terugloop wil een van de honden, een soort dobberman met gecoupeerde staart met me spelen, mij hoofd staat er niet naar en ik grom hem weg. Maar we moeten iets doen, Jan gaat in de tent koffie zetten en ik ga alvast een poging doen om te repareren. Ik wissel de contactpunten en de condensator voor andere exemplaren en stel de punten af. Koffie(met zand) is klaar en we overleggen wat we nog meer kunnen doen. Ik wil mijn motor nog niet starten, te veel herrie, beetje asso zo vroeg Bij de campers is nog geen teken van leven Jan gaat de tent alvast opruim klaar maken en ik ga het werkplaats handboek nog maar eens doorlezen. Ik ga achter mijn motor zitten om enigszins beschut te zijn tegen de zandstorm. Beide helpen niet Het boek bied geen uitkomst zoals ik eigenlijk al wist, de oplossingen die ze aandragen zijn in de trend van “wissel de bougie, controleer of er benzine aanwezig is, zo niet ga dan tanken” Inmiddels komt er wat leven in de brouwerij en ik vind dat ik mijn motor nu ook wel kan starten. Hij start zoals gewoonlijk in een trap, loopt mooi stationair maar rijd als een narrige kameel. Jan stelt voor om de bobine te wisselen, dan moet wel de het zadel en de tank er af om er bij te kunnen. En in deze zandstorm is dat geen leuk werkje, maar blijven zitten waar je zit en verroer je niet helpt ook niet . En we kunnen ons niet al te veel tijd veroorloven, want we komen wel achter op de groep Dus met frisse tegen zin gaan we aan de gang. Nadat we de tank gedemonteerd hebben wisselen we de bobine. Ik start de motor en hij loopt meteen goed, we kijken elkaar aan met een blik van vertwijfeling en meteen zitten onze ogen vol zand. Zal dit het dan zijn, zo eenvoudig? We zetten de tank er weer op en het zadel en ik wil het punten kapje er op zetten, Natuurlijk had ik dat meteen moeten doen, alles zit onder het zand, en dat is niet goed. Zo goed en kwaad als het gaat maak ik de punten en vervroeger zo goed mogelijk zandvrij en schroef het kapje vast. Ik ga even een stukje rijden om me ervan te overtuigen dat het echt beter is en hij rijd eng goed. We zijn blij, mijn humeur klaart ondanks de zandstorm op, is weer boven nul. De tent pakken we op en pakken onze spullen in. Ik had mijn tas met kleren niet goed dicht gedaan dus ook hier heeft het zand zich rijkelijk in gestort Ook de torren doen een poging om illegaal Nederland binnen te komen dus ik moet het uitzet beleid volgen. Ik maak mijn tas leeg en controleer of er geen illegale is achter gebleven. Ik probeer het ergste zand uit mijn kleren te schudden en pak mijn tas weer in. We binden onze uitrusting op de motors en ik ga nog even naar het toilet. In het toilet gebouw waait het niet, helaas want de stank is er overweldigend. De man die ons gister begroete heeft het beheer over dit gebouw, en hij houd kennelijk niet zo van schoonmaken. Heeft het ook erg druk met het strand controleren, of het wel eb en vloed wordt en zo. Motorkleren aan en opzitten maar weer. We rijden weg en worden vriendelijk uitgezwaaid door de binnen zittende camper bewoners. Ook blij dat die herrieschoppers er vandoor gaan. Aan de rand van TanTan plage tanken we bij een benzinepomp en ik vul motorolie bij. Is iets moeilijker met al dat waaiende zand om ons heen maar het lukt redelijk zandloos. Als we vandaag in Laayoune aankomen, zitten we volgens het roadbook op schema. En Laayoune is niet zo ver weg, maar honderd en vijftig kilometer. Vol goede moed gaan we de weg op, het eerste stuk rijden we voor de wind. Langzaam verdwijnt de bebouwing en de weg veranderd ook van richting zodat we de wind nu van rechts komt. De wind is zo hard dat we met ee